René van Swaaningen
Volgens NRC Handelsblad is de opkomst van de boze witte man één van de belangrijkste fenomenen van 2016. Deze boze witte man is de archetypische bezorgde burger die zijn onzekerheid over tot dan toe vanzelfsprekend geachte zaken vertaalt in angst voor niet-blanke, en uiteindelijk ook niet-mannelijke, medemensen, die op zijn kosten lanterfanten, terwijl de hardwerkende man het hoofd nauwelijks boven water kan houden. Als belangrijkste tekenen van deze opmars worden de Brexit, de verkiezing van ‘The Donald’ als president van de Verenigde Staten genoemd en hier te lande de afkeer van ‘de elite’ en de spreekkoren bij de voorgenomen vestiging van een asielzoekerscentrum.
Als je van de wereld om je heen alleen via de media kennis zou nemen, dan moet je haast wel denken dat we momenteel in een heel onaangename maatschappij vol wantrouwen langs elkaar heen leven.
In de straat zie ik de boze witte man toch nauwelijks terug. Daar zie ik vooral vriendelijke mensen die heel aardig met elkaar omgaan. Kijk ik naar groepen jongeren, maar ook ouderen, dan lijkt de multiculturele samenleving ook best geslaagd. Op de hoek van mijn straat zit een asielzoekerscentrum en met de veelal Syrische mannen die daar in de omgeving ‘rondhangen’, wordt door buurtbewoners een praatje gemaakt en in mijn brievenbus vind ik allerlei oproepen om mee te doen aan hele positieve buurt-initiatieven.
Hoe kunnen we deze discrepantie verklaren? Wordt de werkelijkheid door journalisten en politici verdraaid of leef ik in een zeldzaam soort niche van de samenleving waar de boze witte man zich niet manifesteert? Misschien is beide een beetje waar, maar bovenal denk ik dat de veronderstelde tegenstelling tussen de boze witte man en de elite op een misverstand berust. Ik denk dat de boze witte man en de, eveneens grotendeels blanke, progressieve, seculiere, grootstedelijke ‘elite’ het er heel snel over eens zullen zijn dat van top tot teen bedekte vrouwen en scheldpartijen over ‘hoeren’ – lees: vrouwen die zonder mannelijke chaperonne over straat lopen – homo’s en ongelovigen niet de ideale belichaming van de emancipatiegedachte zijn; dat de zogenaamde ‘liberalisering’ van de zorg of de volkshuisvesting vooral tot een verlies aan kwaliteit van leven voor de gewone man hebben geleid; en dat zogenaamde ‘vrijhandelsverdragen’ als TTIP of CEPA vooral een race to the bottom impliceren voor de verliezers van de mondialisering van de economie, omdat met name productiearbeid is verdwenen naar lagelonenlanden, waar men het met arbeids- of milieuvoorwaarden vaak niet zo nauw neemt. Het zijn vooral grote multinationale bedrijven die hiervan hebben geprofiteerd.
Terwijl de anti- (of anders-) globalisten eind jaren negentig als eersten een links geluid tegen de G8 in Seattle en Genua lieten horen, is het verzet tegen economische mondialisering na 2001 het aambeeld geworden waarop vooral neo-nationalistisch rechts hamert.
Centrum-links heeft dit punt laten liggen door, met kletspraat over een ‘derde weg’, waarbij ‘ideologische veren’ zouden dienen te worden afgeschud. Vervolgens is de neoliberale marktideologie omarmd en werden allerlei nieuwbakken ‘directeuren’ van woningbouwcoöperaties, zorginstellingen, onderwijskoepels en andere nutsvoorzieningen in de gelegenheid gesteld vooral zichzelf te verrijken en hun collectieve verantwoordelijkheden te ontlopen. De uitholling van de publieke sector die hier uit voort is gevloeid, wordt vooral gevoeld aan de onderkant van de samenleving: bij de slecht betaalde verpleegster, diender of lerares die direct met de ontevreden patiënt, burger of leerling in aanraking komt, maar nauwelijks iets kan doen aan de vaak gebrekkige diensten die zij verlenen.
Ook roept een progressief gevonden omarming van vrouwen, homo’s en allochtonen (wanneer zij tenminste zeggen wat de blanke elite graag hoort) bijna vanzelf een nationalistische, meer ‘volkse’ identiteitspolitiek op en voedt het provocaties over de vrijheid van meningsuiting als een recht op beledigen en het wegzetten van de rechtsstaat of de kunsten als ‘linkse hobby’s’. Identiteitspolitiek verdeelt mensen in plaats van dat het ze verbindt.
De middenpartijen hebben het afgelopen decennium de boel niet bij elkaar weten te houden, maar de vermeende tegenstelling tussen links en rechts die er vaak van wordt gemaakt, berust mijns inziens op een denkfout met betrekking tot de vraag op wiens conto de scherper geworden kloof tussen kapitalisten en de niet-bezittende klasse te schrijven is. Wat mij betreft heeft dat met een vermeende ‘vluchtelingencrisis’, een ‘islamisering’ van de Westerse samenleving of ‘linkse hobby’s’ niet zoveel te maken, maar heeft het alles te maken met het inherent problematische karakter van de zogenaamd ‘vrije markt’, die uiteindelijk vooral een vrijheid voor aasgieren en sprinkhanen bleek te impliceren.
Wat mij betreft heeft dat met een vermeende ‘vluchtelingencrisis’, een ‘islamisering’ van de Westerse samenleving of ‘linkse hobby’s’ niet zoveel te maken, maar heeft het alles te maken met het inherent problematische karakter van de zogenaamd ‘vrije markt’, die uiteindelijk vooral een vrijheid voor aasgieren en sprinkhanen bleek te impliceren.
Wat heeft dit met criminologie te maken? Alles! Het is één van de oudste criminologische wijsheden dat wat wij als deviantie beschouwen en hoe wij de sociale controle vormgeven nauw samenhangt met de wijze waarop wij onze samenleving inrichten. Een herpolitisering van het algemeen belang kan een sleutelrol vervullen in de structurele preventie van organisatiecriminaliteit, die gepleegd wordt onder de neoliberale noemer “wat goed is voor mij, is goed voor Nederland”. Een aantal master-vakken aan de EUR gaat over de criminogene implicaties van de kloof tussen de winnaars en de verliezers van de neoliberale mondialisering. En in ons bachelor 3-vak Recht en Criminologie in de Multiculturele Samenleving laten we zien dat mensen die continu het gevoel krijgen niet mee te tellen, niet worden opgemerkt of zelfs als last worden ervaren, rare dingen kunnen gaan doen; en hoe het onderscheid tussen ‘ons’ en ‘de ander’ wordt gebruikt om onze laatmoderne hoogtevrees, zoals Jock Young dit noemt, te bezweren. De socioloog die als één van de eersten heeft gewezen op de toenemende bestaansonzekerheid voor de massa’s, Zygmunt Bauman, is op 9 januari 2017 overleden, juist nu zijn werk relevanter is dan ooit.
Boze mensen mogen dan wel vele malen vermakelijker zijn dan aardige mensen, maar ook positieve verhalen blijken wel degelijk aan te slaan! Toen de oud-politicus Jan Terlouw op 30 november 2016 bij het televisieprogramma De Wereld Draait Door een oproep deed om de veranderde wereld, waar de touwtjes helaas niet langer uit de brievenbus (kunnen) hangen, weer wat menselijker te maken, bleek zijn boodschap bij velen aan te slaan. Zou een criminologiebeoefening waarin stichtende woorden als barmhartigheid en mededogen ook kans van slagen hebben? Ach, met even zalvende begrippen als schuldgevoel en berouw is dat in het herstelrecht ook gelukt en er is zelfs een ‘positieve criminologie’ ontstaan waarin constructieve manieren van omgaan met ongewenst gedrag centraal staan. En: het zijn ook nog eens woorden waarmee zowel wordt geappelleerd aan oer-Hollandse tradities als aan progressieve normen en waarden. Hiermee moeten we toch vooruit kunnen komen met zijn allen. Bijna honderd jaar geleden schreef de dichteres Henriëtte Roland Holst: ‘De zachte krachten zullen zeker winnen in ’t eind’. Ik herhaal deze regel hier graag.
Beide foto’s zijn gemaakt door de auteur.