“Ik heb ook bijvoorbeeld meisjes gezien die totaal geen aandacht geven, die worden dan zwaar uitgescholden van “vuile hoer” en “vuile …”, snap je. Juist omdat die jongens die aandacht niet krijgen.” (jongerenwerker)
Het afgelopen jaar heb ik samen met Natascha Sprado onderzoek gedaan naar seksuele straatintimidatie in Rotterdam. Directe aanleiding voor het onderzoek was een raadsdebat in het najaar van 2015 waarna Wethouder Eerdmans de directie Veiligheid opdracht gaf onderzoek naar dit thema te laten uitvoeren. De wethouder was ervan overtuigd geraakt dat er op dit gebied een serieus probleem bestaat in de stad waar liever gisteren dan vandaag hard op ingegrepen moest worden. Maar wat is dan eigenlijk seksuele straatintimidatie? Hebben we het dan over nafluiten, sissen of roepen of moet het gedrag veel verder gaan om onder de noemer intimidatie te vallen? Hoeveel last hebben vrouwen er eigenlijk van? En als er ingegrepen moet worden, welk ingrijpen is dan effectief? Redenen genoeg voor een onderzoek dus.
Om een zo genuanceerd en adequaat mogelijk beeld te krijgen over hoe seksuele straatintimidatie in Rotterdam beleefd wordt, hebben we op veel verschillende manieren data verzameld. Een belangrijk fundament voor ons onderzoek is gelegd door diepte-interviews met vrouwen, wijkagenten en jongerenwerkers. In de interviews hebben we onder andere gevraagd naar het concrete gedrag dat wordt geobserveerd, de beleving daarvan en de (gepercipieerde) gevolgen voor vrouwen. Vanwege het subjectieve karakter van het begrip seksuele straatintimidatie waren dat belangrijke stappen. Naast de interviews hebben we een grootschalige enquête uitgezet waarbij we van bijna 1.200 Rotterdamse vrouwen in de leeftijd 18-45 jaar ingevulde vragenlijsten teruggekregen. In het onderzoek hebben we helaas maar weinig plegers gesproken. Daarom lopen er op dit moment twee afstudeeronderzoeken die het fenomeen vanuit het perspectief van de mannen gaan beschrijven.
De meest in het oog springende conclusie van het onderzoek is dat vrijwel alle vrouwen die wij spraken of die in onze enquêtesteekproef zaten (94 procent) ervaringen hebben met seksueel getinte toenaderingen op straat. Er zijn echter grote verschillen in de aard van het gedrag en de wijze waarop vrouwen dit gedrag beleven en er op reageren. ‘Slechts’ 44 procent van de vrouwen gaf bijvoorbeeld aan in het afgelopen jaar gedrag meegemaakt te hebben dat ook daadwerkelijk als intimiderend kon worden beschreven. Vrouwen die zulke intimidatie meemaakten bleken op grote schaal (90 procent) aanpassingsgedrag te vertonen zoals het vermijden van oogcontact met mannen of het ontwijken van groepen jongens of mannen. Uit de interviews bleek dat zulk aanpassingsgedrag ook voorkomt bij vrouwen die juist beweren dat ze geen seksuele straatintimidatie meemaken. Dit geeft aanleiding eens stil te staan bij het gebruik van de term seksuele straatintimidatie in de discussie over seksueel getint overlast gevend gedrag op straat. Voor de vrouwen in onze interviews ging de term intimidatie vaak veel te ver. Ze zijn gewend aan het gedrag, weten hoe ze ermee moeten omgaan en accepteren dat het nu eenmaal bij het leven in de grote stad hoort. Door het als intimidatie te benoemen zouden ze zichzelf wegzetten als slachtoffer en daar zitten ze helemaal niet op te wachten. Dat neemt niet weg dat behalve de echte complimenten zonder ‘staartje’ (bijv. compliment dat wordt gevolgd door een verzoek om seks), de gedragingen wel als ongewenst gezien worden en dat vrouwen erg blij zijn “dat er nu eindelijk aandacht voor is”.
Factoren die het gedrag vooral intimiderend maken zijn: als het plaatsvindt in de eigen wijk, op slecht verlichte, stille plekken met beperkt overzicht en afwezigheid van horeca en omstanders. Ook als het gedrag vanuit groepen plaatsvindt, er een grote sociale afstand (taal, opleiding, etniciteit, leeftijd) is tussen slachtoffer en pleger en als de pleger een onverzorgd uiterlijk heeft, ervaren vrouwen gedrag eerder als intimiderend.
Uit de beschrijvingen van vrouwen en professionals komt naar voren dat er veel verschillende soorten plegers zijn. Het plegen gebeurt ongeveer even vaak in groepsverband als door individuele plegers. De plegers zijn iets vaker jong dan oud en wat vaker uit de andere dan de eigen etnische groep. Het blijkt onder andere hierdoor erg lastig duidelijk afgebakende oorzaken van het gedrag te beschrijven. Bij de jeugdige plegers wordt het gedrag door professionals veelal geduid als een onderdeel van het proces van seksuele ontwikkeling waarbij ‘spelenderwijs’ geleerd wordt om contact te leggen met het andere geslacht. Daarbij zoeken jongeren (jongens en meisjes) de grenzen op. Niet bij alle jongeren blijft dat leerproces binnen aanvaardbare grenzen. De verwrongen seksuele moraal die via (sociale) media verspreid wordt (zoals in filmpjes waarin meisjes door verschillende jongens worden afgewerkt, of in rapteksten doorspekt met beledigingen richting vrouwen) in combinatie met het gebrek aan seksuele opvoeding thuis en op school spelen hierbij een belangrijke rol.
De verwrongen seksuele moraal die via (sociale) media verspreid wordt (zoals in filmpjes waarin meisjes door verschillende jongens worden afgewerkt, of in rapteksten doorspekt met beledigingen richting vrouwen) in combinatie met het gebrek aan seksuele opvoeding thuis en op school spelen hierbij een belangrijke rol.
Voor de aanpak wordt het meest verwacht van het vergroten van het bewustzijn bij mannen, professionals en omstanders van de beperkingen die vrouwen ervaren in hun gevoel vrij en zonder angst over straat te kunnen gaan. Bij de mannen zou het meest bereikt kunnen worden met de techniek van het spiegelen. Door mannen te confronteren met het feit dat hun eigen zusje of dochter ook slachtoffer kan zijn van dit gedrag, realiseren ze zich beter wat ze doen. Professionals geven aan dat hierbij wel heel veel herhaling nodig is en dat het lastig is op te boksen tegen de verwrongen seksuele moraal die via (sociale) media verspreid wordt. Meer aandacht voor normale seksuele omgangsvormen en respect in de opvoeding is daarom ook erg belangrijk. Die opvoeding moet plaatsvinden in het gezin, op school, op straat (door handhavers en buurtwerk maar ook door de mannen onder elkaar), in de (sociale) media en via publiekscampagnes.
Voor een genuanceerde discussie is het bovendien ook noodzakelijk het seksueel intimiderend gedrag op straat niet te zien als geïsoleerd probleem. Seksuele intimidatie komt overal in de samenleving voor: op het werk, achter de voordeur, op scholen, en zoals recent naar voren kwam in de vorm van ‘slutshaming’ en de ‘bangalijsten’ bij de Groningse studentenvereniging Vindicat ook in de studentenwereld. Steeds zijn het andere groepen mannen die het gedrag vertonen en overal is het patroon zichtbaar dat het gedrag wordt gezien als gedrag dat er nu eenmaal bij hoort en waarbij vrouwen strategieën hebben ontwikkeld om ermee om te gaan. Laten we dus niet te gemakkelijk met de vinger wijzen maar in alle breedte het gesprek aangaan over waar de grenzen van gewenste omgang tussen mannen en vrouwen liggen. Alleen dan nemen we het probleem zoals het speelt echt serieus.
De foto betreft een illustratie ten behoeve van dit onderzoek. De geportretteerde mensen zijn modellen.
Bron: Thinkstock