Nahom Monshouwer
In de Latijns-Amerikaanse context is er veel zichtbaar geweld in de stedelijke periferieën. Bendes en andere criminele netwerken lijken daar zichtbaar en onzichtbaar de dienst uit te maken. Sinds de overgang naar een democratie, die door Pearce (2010) wordt omschreven als ‘perverse state formation’, kreeg een aantal Latijns-Amerikaanse landen te maken met een toename en brutere vorm van geweld (Pearce, 2010). Doordat de drugseconomie floreerde en de criminele bendes (onder andere de Jamaicaanse dons en Mexicaanse drugskartels) steeds machtiger werden, groeiden de macht ten opzichte van de nationale staat. Veel Latijns-Amerikaanse staten hadden het economisch moeilijk en deregulering en privatiseringsprogramma’s zorgden ervoor dat er minder economische middelen beschikbaar werden gesteld voor gezondheidszorg en sociale en fysieke veiligheid. Dit gaf criminele bendes de mogelijkheid om hun invloed en rol verder uit te breiden en enkele van die taken op zich te nemen in ruil voor de steun van de bevolking (Jaffe, 2010; Campbell, 2012). In deze context zorgde democratie voor een toename in geweld en criminaliteit in plaats dat democratie, wat in ‘het Westen’ expliciet wordt beschouwd als beste staatsvorm, zorgde voor politieke, economische en sociale stabiliteit.
Het college van Timo Peeters heeft meer inzicht gegeven in de manier waarop verschillende sociaal economische klassen, in Guatamala stad, omgaan met het toenemende geweld en hoe zij zichzelf en haar eigendommen beschermen. Dit is voor een aantal ‘marginaliserende’ groepen niet mogelijk, omdat zij hiervoor de economische middelen ontberen. Maar wat als we deze groepen nou eens niet benaderen vanuit ons kapitalistische gedachtegoed, maar benaderen als een groep die zelf ook actief kan opereren tegen de sociale problemen in hun leven? Het benaderen van deze groep vanuit een ander oogpunt kan ons, als criminologen, ook veel opleveren, omdat we ons dan niet alleen blind staren op de ‘mogelijke’ tekortkomingen van deze groep en we zo een minder gekleurd beeld neerzetten van deze groepen.
Hoewel er een positieve connotatie bestaat van modernisering, zorgt de ontwikkeling van steden ook voor een aantal negatieve effecten zoals armoede, ongelijkheid en uitsluiting. In de Myth of Marginality beargumenteert Perlman (1975) dat er een bepaalde mythe is ontstaan over de economische middelen in de Braziliaanse favela’s. Mensen worden als marginaal beschouwd omdat zij wellicht niet deelnemen aan de formele economie, maar dat wil niet zeggen dat zij niet ondernemend zijn in bijvoorbeeld de informele economie. De stereotypes die bij marginaliteit komen kijken zijn niet alleen fout en misleidend, maar hebben ook grote gevolgen voor de samenleving, omdat deze groep (doordat ze als marginaliserend worden beschouwd) systematisch uitgebuit en onderdrukt wordt.
De Myth of Marginality van Perlman komt in zekere zin overeen met het standpunt van Lewis (1998) die het concept aanhaalt van een ‘culture of poverty’, waarmee hij wil aangeven dat niet iedereen die arm is, als zodanig bekeken moet worden. Lewis (1998) stelt dat het continue benadrukken van de negatieve aspecten van die ‘culture of poverty’ niet bijdragen aan het subjectieve beeld dat wij van die gemeenschap krijgen. Daarentegen kan de sociale cohesie en het gevoel van gemeenschap wel heel erg sterk leven binnen deze groepen, maar dit blijft vaak onbelicht.
Een casus waar de sociale cohesie sterk naar voren komt, is bij de Mexicaanse zelfverdedigingsgroepen, beter bekend als de ‘autodefensas’. Deze autodefensas zijn in strijd met lokale drugskartels die de macht in de regio hebben en die de burgers dwingen om forse belasting te betalen. Doen zij dit niet dan worden zij of hun familie gedood. Veel van deze burgers waren gefrustreerd door de gewelddadige acties van de drugskartels én de nalatigheid van de Mexicaanse staat die haar burgers geen veiligheid kan bieden (Phillips, 2017). In plaats van passief en ‘gemarginaliseerd’ deze problemen te accepteren, besluit deze groepen actief het heft in eigen handen te nemen om de sociale problemen in hun gemeenschap aan te pakken.
Zowel het voorbeeld van de Braziliaanse inwoners van de favela’s als de Mexicaanse autodefensas laten zien dat groepen in economische of sociaal-politieke marginaliteit niet per definitie als dusdanig beschouwd moeten worden. Beide gevallen laten goed zien hoe zij een verandering proberen aan te brengen aan die ‘marginale’ positie waarin zij verkeren. Maakt hen dat minder ‘marginaal’ naar onze Westerse maatstaven? Nee. Maar wat het wel laat zien, is dat deze mensen niet alléén maar marginaal zijn en als dusdanig benaderd moeten worden. Mede hierdoor pleit ik ervoor dat wij als discipline ook kritisch naar onszelf kijken. Wanneer we teveel vanuit ons eigen perspectief onze onderzoeksobjecten blijven benaderen, blijven wij ons vast staren op één aspect van deze groep, maar negeren we de krachten van gemeenschappen die zij ook hebben om met sociale problemen om te gaan.
Alle studenten uit de master Criminologie hebben voor het vak ‘Stedelijkheid, cultuur en criminaliteit’ een blog geschreven geïnspireerd door één van de centrale thema’s van het vak. De drie blogs die als beste zijn beoordeeld, worden op crimeur.nl gepubliceerd. Deze week de bijdrage van Nahom Monshouwer.
________________________________________________________________________