Mieke Kox
Het is 6 maart 2018, ik zit in het vliegtuig van Lagos naar Amsterdam en er rolt een traan over mijn wang. Ik ben op weg naar huis nadat ik naar Nigeria teruggekeerde en uitgezette migranten heb bezocht, geobserveerd en geïnterviewd. Er schieten flarden door mijn hoofd van verhalen die ik de afgelopen dagen heb gehoord, de dingen die ik heb gezien en de berichten die ik heb ontvangen. Zo zie ik weer voor me hoe een achtjarige jongen naspeelt hoe zijn zwangere moeder in de boeien werd geslagen voorafgaand aan de uitzetting van deze vrouw en haar drie kinderen. Ook komt het beeld naar voren van een meisje dat fluistert of ze met me mee mag naar Nederland omdat ze het daar leuker vindt dan in Nigeria. Daarnaast herinner ik me hoe een vier jaar geleden uitgezette man geëmotioneerd vertelt dat zijn rechtmatig in Nederland verblijvende zoon wekelijks telefonisch aan hem vraagt wanneer hij weer terug naar Nederland komt. Ik denk aan de berichten en de afschuwelijke beelden die ik heb ontvangen van een respondent die ruim een jaar geleden is teruggekeerd naar Burkina Faso waar juist deze week een terroristische aanslag heeft plaatsgevonden: “Tot nu toe, we vrezen onze security. We voelen hier niet veilig meer.” Ook zie ik weer hoe boos een vier jaar geleden teruggekeerde vrouw was dat ik haar voor mijn onderzoek kwam bezoeken terwijl ik dat geld beter had kunnen gebruiken om haar te helpen.
Het is 6 maart 2018, ik zit in het vliegtuig van Lagos naar Amsterdam en er rolt een traan over mijn wang. Ik ben op weg naar huis nadat ik naar Nigeria teruggekeerde en uitgezette migranten heb bezocht, geobserveerd en geïnterviewd. Er schieten flarden door mijn hoofd van verhalen die ik de afgelopen dagen heb gehoord, de dingen die ik heb gezien en de berichten die ik heb ontvangen
Ruim twee maanden later, 17 mei 2018, zit ik op het vliegveld in Paramaribo te wachten na een bezoek aan teruggekeerde en uitgezette migranten in Suriname en Guyana. Ook nu overdenk ik mijn onderzoek. Zo denk ik aan het verhaal van een jonge vrouw die na 22 jaar illegaliteit in Nederland is teruggekeerd naar Suriname en, ondanks de beperkingen vanwege de ingestorte economie, enorm blij is met de mogelijkheden die het legale verblijf daar haar biedt: in Nederland was ze na het succesvol doorlopen van de bassischool en het gymnasium thuis komen te zitten omdat ze niet mocht studeren of werken, moest ze veel huilen en haatte ze soms haar ouders omdat die haar in deze situatie hadden gebracht. Ik herinner me de spijt van haar moeder dat ze destijds de keuze hebben gemaakt om zonder papieren naar Nederland te gaan nadat hun huis was afgebrand: “We waren er weer bovenop gekomen, dat weet ik zeker” tegenover het chagrijn van de vader dat ze teruggekeerd zijn naar een land waar hij zich niet meer thuis voelt. Ook dringt de geur van een alcoholverslaafde man weer mijn neus binnen; een man die voor de onafhankelijkheid van Suriname van Nederland geboren is en zichzelf daardoor als Nederlander ziet. Hij heeft in Nederland gewerkt, maar is na ruim twee maanden vreemdelingenbewaring uitgezet en vervolgens in Suriname gepest vanwege zijn ‘mislukking’. Mede vanwege de pijn die dit heeft veroorzaakt is hij verslaafd geraakt. Verder herinner ik me de tranen van een jonge vrouw die een jaar na haar terugkeer vooral haar vervelende ervaringen in Nederland aan het verwerken is en daardoor niet aan het opbouwen van haar leven in Suriname toekomt.
Dit zijn reflecties direct na mijn veldwerk in Nigeria, Suriname en Guyana; veldwerk dat heeft plaatsgevonden in het kader van mijn promotieonderzoek naar de betekenisgeving van onrechtmatig verblijvende vreemdelingen aan grensregimes en de invloed hiervan op hun dagelijks leven en toekomst. Het verzamelde materiaal is nog niet volledig geanalyseerd, maar duidelijk is dat het realiseren van duurzame terugkeer een complex, kwetsbaar proces betreft. Vrijwel alle geïnterviewde migranten willen terug naar Nederland, zij het legaal om zo een leven in angst en uitsluiting te voorkomen. Hun verhalen laten zien dat grensregimes ook na terugkeer in het dagelijks leven van de migranten aanwezig zijn door de verschillende vormen van deprivatie die zij ervaren; de beperkte toekomstperspectieven die zij mede door hun (re)migratie zien; de ideeën over ervaren onrecht die hen in de weg staan, de gevoelens van teleurstelling in organisaties waarvan zij hulp bij hun terugkeer verwachtten maar die voor hen onderdeel van het systeem zijn geworden; de vervreemding van het herkomstland dat door de lange afwezigheid is opgetreden; de spijtgevoelens over de tijd die ze met hun irreguliere migratie hebben verloren; en door het constante gevecht om het hoofd boven water te houden in een complexe samenleving met lastige sociaaleconomische omstandigheden. De overwegend negatieve verhalen overdenkend op mijn terugreis hoor ik steeds weer de vraag: Hoezo streng maar rechtvaardig?
Opeenvolgende bewindslieden met vreemdelingenzaken in hun portefeuille stellen namelijk dat Nederland een “streng maar rechtvaardig” vreemdelingenbeleid kent. De afgelopen decennia wordt hierbinnen meer ingezet op de terugkeer van onrechtmatig verblijvende vreemdelingen met als uitgangspunt dat iedereen die terug wil ook terug kan. Door migranten zonder verblijfsvergunning uit te sluiten van sociale voorzieningen en door strafrechtelijke instrumenten in te zetten om vertrek te faciliteren hopen opeenvolgende bewindslieden vreemdelingen ertoe aan te zetten het land te verlaten (zie ook Staring & Van Swaaningen, 2013). Recent zet de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V), verantwoordelijk voor de uitvoer hiervan, meer in op het stimuleren van de vertrekbereidheid van vreemdelingen. Ook zijn er meer organisaties gekomen die zich bezighouden met de ondersteuning van migranten zonder papieren die willen terugkeren. Zo wordt getracht illegaliteit in Nederland te bestrijden. Aanname hierbij is dat terugkeer naar het herkomstland ‘beter’ is dan een leven in de illegaliteit in Nederland.
De legitimiteit van – elementen van – een dergelijk restrictief grensregime, zoals gangbaar in westerse landen, is herhaaldelijk in twijfel getrokken (bijvoorbeeld Bosworth, 2013; Kanstroom, 2012; Van der Leun & Van der Woude, 2104; Webber, 2012). In mijn proefschrift zal ik bovenstaande inzichten uitwerken en de vraag beantwoorden in hoeverre onrechtmatig verblijvende vreemdelingen het Nederlandse grensregime rechtvaardig achten. Daarna rest mij als onderzoeker nog de taak hoe de vraag naar de rechtvaardigheid van het Nederlandse grensregime met alle benodigde nuance te beantwoorden. Nu kan ik daar nog even niet aan denken.
Vers uit het veld is het nog moeilijk los te komen van de rauwe emoties die het veldwerk heeft opgeroepen. Emoties die in wetenschappelijke publicaties doorgaans niet worden benoemd, maar die onlosmakelijk verbonden zijn met etnografisch onderzoek. Hierbij is immers een zekere betrokkenheid vereist om volledige toegang tot de onderzoeksgroep te verkrijgen, zeker in het complexe migratiedomein. Later, tijdens het analyseren van de data, komt de voor de onderzoeker benodigde distantie en daarmee de nuance. Dan is er weer ruimte voor andere vragen. Zo komen er bij mij nu weer nieuwe vragen bovendrijven: wat als Nederland niet een dergelijk terugkeerbeleid zou voeren? Wat voor andere keuzen hadden de betreffende migranten kunnen maken? Op wat voor wijzen zouden grensregimes ingestoken kunnen worden en wat voor effecten zouden deze met zich brengen? Met het opwerpen van dergelijke vragen verdwijnen de emoties uit het veld naar de achtergrond en komt er meer ruimte voor distantie en nuance. Bij het vinden van een balans tussen emotie en distantie zal ik, althans hoop ik, in staat te zijn de vraag ‘hoezo streng maar rechtvaardig?’ in al zijn complexiteit te beantwoorden.
Vers uit het veld is het nog moeilijk los te komen van de rauwe emoties die het veldwerk heeft opgeroepen. Emoties die in wetenschappelijke publicaties doorgaans niet worden benoemd, maar die onlosmakelijk verbonden zijn met etnografisch onderzoek. Hierbij is immers een zekere betrokkenheid vereist om volledige toegang tot de onderzoeksgroep te verkrijgen, zeker in het complexe migratiedomein. Later, tijdens het analyseren van de data, komt de voor de onderzoeker benodigde distantie en daarmee de nuance
Het onderzoek in Nigeria, Suriname en Guyana is mogelijk gemaakt met steun van het TalentFund van Erasmus School of Law en het Erasmus Trustfonds.