Dat criminaliteit en antisociaal gedrag vaak geassocieerd wordt met een niet-westerse achtergrond is een feit. Dit verband wordt vaak toegeschreven aan het gebrek aan aanpassing aan de Nederlandse cultuur. Niet-westerse allochtonen worden gezien als cultureel anders, waarbij de eigen cultuur en het gebrek aan westerse waarden de oorzaak zouden vormen van criminaliteit (Franko Aas, 2013). In de politiek wordt het verband gezien als een ‘integratieprobleem’. Zo sprak Lodewijk Asscher zijn zorgen uit over de integratie van niet-westerse allochtone jongeren naar aanleiding van cijfers van het Cultureel Planbureau (2012). Hieruit bleek dat niet-westerse allochtonen duidelijk vaker voorkomen in de criminaliteitscijfers dan autochtonen. De PVV noemde de cijfers het mislukken van integratie (Algemeen Dagblad, 2012). Maar kan er wel gesproken worden over een gebrek aan aanpassing en integratie onder niet-westerse allochtone jongeren?
Boulimia van het sociale systeem
Young geeft in zijn artikel ‘Merton with energy, Katz with Structure: The sociology of vindictiveness and the criminology of transgression’ (2003) een interessante visie op het probleem van deviant gedrag onder de zogenaamde onderklasse, die ingaat tegen het idee van een gebrek aan integratie. Volgens Young wordt de onderklasse vaak gezien als the other: een groep met een eigen cultuur die afwijkt van de normen van de mainstream samenleving. Young concludeert echter dat dit helemaal niet het geval is. Bewoners van de ghetto delen dezelfde waarden als de rest van de samenleving. Zo wordt er juist in de ghetto veel belang gehecht aan dure auto’s en mooie merken. Het probleem is dan ook niet een gebrek aan assimilatie aan de dominante cultuur, maar juist de hoge mate van aanpassing. De onderklasse deelt dezelfde culturele doelen als de rest van de samenleving, maar heeft te maken met ongelijke toegang tot middelen om die doelen te bereiken. Zo is het voor inwoners van de ghetto bijvoorbeeld lastiger om een baan te vinden. Dit noemt Young Boulimia van het sociale systeem: de onderklasse wordt zowel in- als uitgesloten.
Mocromode als statussymbool
De Amerikaanse ghetto lijkt wellicht een ver-van-ons-bed-show, maar ook in Nederland zien we dit proces van in- en uitsluiting terug. Een mooi voorbeeld hiervan is de documentaire ‘Mocromode’ waarin wordt ingegaan op de heersende straatmode onder Marokkaans-Nederlandse jongeren. In de documentaire wordt het leven gevolgd van twee jongens met een Marokkaanse achtergrond, wonend in Rotterdam-zuid. Ondanks dat ze in een achterstandswijk wonen, hullen de jongens zich dagelijks in peperdure merkkleding. Dit lijkt voor velen een gekke tegenstelling, maar laat precies de processen zien die Young beschrijft. Het grote belang dat ze hechten aan dure merken heeft te maken met de status die het ze geeft: je hoort er pas echt bij wanneer je Gucci of Louis Vuitton draagt. De jongens geven aan veel last te hebben van het stigma op hun Marokkaanse achtergrond in de rest van de samenleving. Zo is het moeilijk voor ze om een baan te vinden. Volgens de makers van de documentaire zien de jongens hun kansen in de maatschappij als een zinkend schip, iets wat niet meer te redden valt (Verhoeven, 2018). Daarom proberen zij binnen hun eigen subcultuur te zoeken naar eigenwaarde. Die waarde is in de buurt gebaseerd op status, welke sterk ontleend wordt aan westerse waarden van geld verdienen en welvaart (Franko Aas, 2013). De documentaire geeft weer hoe de westerse waarden juist een belangrijke rol spelen in het dagelijks leven van niet-westerse allochtone jongeren en de invloed van hun verminderde kansen op de arbeidsmarkt op het nastreven van deze waarden. Ondanks dat het in de documentaire niet gaat om de link met deviant gedrag, biedt het een interpretatiekader voor de positie van niet-westerse allochtone jongeren in de Nederlandse samenleving. Niet-westerse allochtone jongeren zijn geen cultural others, met sterk afwijkende culturele waarden waarbij deze afwijkende waarden de basis vormen voor crimineel gedrag. De derde generatie migranten zien de wereld juist door een westerse standaard, maar zijn zich tegelijkertijd bewust van hun marginale positie in de samenleving (Franko Aas, 2013). Deze spanningen creëren mogelijk condities voor deviant gedrag, maar geven bovenal de complexiteit weer van de positie waar deze jongeren zich in bevinden. Inzicht hierin is van groot belang om een beter begrip te krijgen van deze groep, en biedt mogelijk een ander perspectief op het dominante idee van de integratieproblematiek.