Lisa van Reemst
Geweld tegen hulpverleners is de laatste jaren volop in het nieuws. Dat geldt vooral na de jaarwisseling. Nu.nl meldt 1 januari 2016 dat tijdens de jaarwisseling hulpverleners werden bekogeld met vuurwerk (Nu.nl). Ook de Volkskrant meldt, ondanks een ‘rustige jaarwisseling’ op andere vlakken, meer verbaal en fysiek geweld tegen brandweermensen (Volkskrant).
Sinds een jaar of vijf doe ik onderzoek naar geweld tegen hulpverleners. Ik leg vragenlijsten voor aan verschillende hulpverleners en houd ook interviews over agressie- en geweldservaringen. Regelmatig komt in die interviews het onderwerp Oud en Nieuw langs, als een nacht waarin het meestal wel raak is. Afgelopen jaarwisseling kreeg ik de mogelijkheid om mee te lopen met een 24-uursdienst van de beroepsbrandweer van een grote stad (behorend tot de G4). Dat was een mooie kans om het werk en de interacties met mensen eens van dichtbij te zien. Al zou het niet een representatieve dag zijn, voor zoverre dat bestaat in het werk van hulpverleners. Tijdens de jaarwisseling zouden er wel gegarandeerd meldingen zijn. Oudejaarsdag bij de Brandweer startte om 8.00 uur en begon rustig: de wagen controleren, een korte voorbespreking, sporten, boodschappen doen, lunchen en ontspannen. Dat ontspannen kan trouwens op allerlei manieren, een brandweerkazerne is van alle gemakken voorzien. Op zo’n speciale dag is er geen oefening en hoeven alleen die taken die nodig zijn om het uitrukken goed mogelijk te maken uitgevoerd te worden. Maar voorlopig was het nog stilte voor de storm.
In de media lijken hulpverleners of ‘mensen met een publieke taak’ vaak over één kam te worden geschoren, voor wat betreft hoe vaak zij agressie en geweld meemaken. Hulpverleners zouden het vaak of steeds vaker meemaken (NRC). In gesprekken met de brandweermedewerkers van die dag bleek dat zij het idee hebben dat zij het als brandweermedewerkers minder vaak meemaken dan politie- of ambulancemedewerkers. Dat geeft onderzoek overigens ook aan (Abraham, Flight & Roorda, 2011). De medewerkers gaven aan dat agressie en geweld tegen brandweermedewerkers eigenlijk weinig voorkomt. Mensen zijn tenslotte vaak blij dat de brandweer komt. Desondanks is er volgens medewerkers met Oud en Nieuw wel te verwachten dat er eens een rotje naar hen wordt gegooid. Dat past bij het idee van gelegenheidstheorieën over slachtofferschap (Bijv. Hindelang, Gottfredson & Garofalo, 1978): met Oud en Nieuw is er veel contact tussen brandweermedewerkers en mensen die mogelijk dader kunnen worden van agressie en geweld. Bovendien zijn mensen tijdens Oud en Nieuw vaak feest aan het vieren en onder invloed van drank, wat ze eerder impulsief of agressief zou maken. Dus genoeg gelegenheid voor agressie en geweld tegen brandweermensen, en voor medewerkers om slachtoffer te worden.
Ook zou “de toon de muziek maken”. Wat ze zeggen en met welke toon ze praten met mensen, zou volgens medewerkers deels bepalen of ze agressie en geweld meemaken
Ook het idee dat sommige medewerkers meer risico lopen om slachtoffer te worden werd in de gesprekken bevestigd. Niet alleen het besluit om wel of niet te vertrekken als het te heet wordt onder de voeten, wat weer effect heeft op de gelegenheid voor agressie en geweld, is belangrijk. Ook zou “de toon de muziek maken”. Wat ze zeggen en met welke toon ze praten met mensen, zou volgens medewerkers deels bepalen of ze agressie en geweld meemaken. Niet mensen direct wegsturen (‘aan de kant’), maar rustig en vriendelijk het gesprek aangaan. Dit past bij de theoretische opvatting dat mensen al dan niet (mede-)aanleiding kunnen vormen tot slachtofferschap (‘victim precipitation’) (Wolfgang, 1957) of meer vatbaar kunnen zijn voor slachtofferschap (‘victim proneness’). In het bijzonder de opvatting dat mensen mede-aanleiding kunnen vormen tot slachtofferschap heeft ervoor gezorgd dat onderzoek naar slachtofferschap een moeilijke positie heeft gehad in de Criminologie. Onderzoek hiernaar zou namelijk in de hand werken dat de slachtoffers zelf de schuld kregen van het delict. Toch is het belangrijk slachtofferschap zo goed mogelijk te kunnen voorkomen en vindt onderzoek hiernaar dus steeds meer plaats (Van Reemst, Fischer & Zwirs, 2015). In de praktijk blijkt het volgens medewerkers dan ook wel een belangrijk aspect voor het meemaken van geweld.
Terug naar Oudejaarsdag. In de middag kwamen de eerste meldingen en tussen half zeven ’s avonds tot half vijf ’s nachts liep het storm met de meldingen. Er waren veel vuurwerk gerelateerde branden: veel branden in papiercontainers en autobranden. Daarnaast een aantal buitenbranden, woningbranden en automatische brandalarmen van organisaties. Voor wat betreft de omgang met mensen (burgers) viel me een aantal dingen op. Ten eerste is er, vergeleken met andere hulpverleners, soms weinig direct contact tussen medewerkers en mensen. Soms waren er weinig mensen op straat of stonden mensen enkel te kijken. Hoe verder medewerkers van de brand af stonden of hoe minder zij heen en weer liepen, hoe vaker er contact met mensen was. Daarnaast sprak vooral de bevelvoerder actief mensen en politiemedewerkers aan, bijvoorbeeld om een beter beeld te krijgen van de situatie. Ten tweede viel op dat het contact met mensen vaak juist positief was. Mensen reageerden positief op de komst van de Brandweer. Mensen die zelf de medewerkers aanspraken, waren vaak benieuwd naar wat er was gebeurd of naar het werk van de brandweer of wilden vertellen wat zij hadden gezien of gehoord. Medewerkers kregen zelfs oliebollen aangeboden van enkele omwonenden.
In mijn ervaring was het meeste contact tussen brandweermedewerkers en mensen vrij van agressie. En dat mag ook wel eens gezegd worden.
Van de 31 meldingen die ze die 24 uur hebben afgehandeld, was er bij één melding sprake van geweld. Tijdens die melding werd vanuit een grote groep omstanders met vuurwerk gegooid naar brandweermedewerkers, al op het moment dat zij uitstapten. De medewerker bij wie vuurwerk dichtbij afging, gaf aan daar vooral van te schrikken en last te hebben van de harde knal. De sfeer daar werd ook als onprettig ervaren. Ook door mijzelf trouwens. Ondanks dat ik me beschermd voelde door het brandweerpak, ben ik toch iets langer in de wagen gebleven dan nodig. Bij de meldingen daarna was het contact met mensen gelukkig weer even positief als ervoor. Één geweldsituatie is er één te veel. Wetende dat ook bij andere ploegen sprake was van (soms ernstig) geweld en de politie daar soms de werkplek veilig moest stellen, moet dat serieus genomen worden. Toch overheerst bij mij algeheel het gevoel dat de krantenberichten een beperkt verhaal vertellen. In mijn ervaring was het meeste contact tussen brandweermedewerkers en mensen vrij van agressie. En dat mag ook wel eens gezegd worden.
Deze blog is geschreven in overleg met de betreffende brandweerploeg en -organisatie.