René van Swaaningen
Paradiso, de poptempel aan de Amsterdamse Weteringschans, bestaat deze maand vijftig jaar. Hoe vaak ik er precies ben geweest heb ik nooit geteld, maar de vijftig keer haal ik met gemak. Ik moet er zelfs al wel zijn geweest toen het nog een kerk was, want het kantoor van mijn vader stond naast Paradiso en daar kwam ik als jongetje graag omdat het pand een toren had waarin ik mij een ridder kon wanen. Die kerk heette De Vrije Gemeente en ook toen was het gebouw al de plaats voor vrijdenkers; de meest tegendraadse tak van het Nederlands Protestantisme. Ook toen al waren er vaak debatavonden in dat gebouw, waar de latere anarchistenleider Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die, ook toen hij allang geen dominee meer was maar atheïst, door zijn Friese arbeidersgemeente Ús Ferlosser werd genoemd, ook gastspreker was en wel eentje voor wie de ‘verworpenen der aarde’ tot aan het Leidseplein stonden om naar hem te komen luisteren.[1]
Uit overlevering weet ik dat toentertijd wel gesproken werd van de ‘niet zo heilige drie-eenheid’ van De Vrije Gemeente, de ‘onvrije gemeente’ (het ernaast gelegen Huis van Bewaring, waarin nu onder meer Debatcentrum De Balie is gevestigd) en de ‘vrijende gemeente’ van scholieren van het ertegenover gelegen Baerleus Gymnasium in het plantsoentje – annex parkeerterrein van het kantoor van mijn vader. Voor die ‘vrijende gemeente’ was ik toen helaas nog te jong, maar later, in mijn studententijd kwam ik wel vaak op het terrein van het toen net gesloten Huis van Bewaring. Daar zaten toen, naast kunstenaars en theatermakers ook diverse sociale bewegingen, waaronder de ‘Stichting Vrij’. Deze stichting was een hulpverleningsproject voor ex-gedetineerden waarvoor ik vrijwilligerswerk deed en de vanuit de kraakbeweging ontstane actie(onderzoeks)groep ‘Autonoom Centrum’, dat onder meer protesten tegen gevangenissen en vreemdelingenbewaring en –uitzettingen documenteerde en organiseerde.
Dit kleine stukje Amsterdam is vrij bepalend geweest voor mijn vorming als kritisch criminoloog. En bij die bijzondere betekenis wil ik hier stilstaan.
Dit kleine stukje Amsterdam is vrij bepalend geweest voor mijn vorming als kritisch criminoloog
In alle opzichten was Paradiso toen een vrijplaats waar tegendraadse initiatieven volop de ruimte kregen; een ruimte die er toentertijd buiten Paradiso (nog) niet was. Zo was Paradiso een proeftuin waar, voordat er coffeeshops bestonden, recreatief drugsgebruik werd toegestaan en waar zelfs een ‘huisdealer’ was aangesteld. Later, in de tijd van de punk, was het de ontmoetingsplaats voor anarchisten, autonomen, krakers en andere maatschappijkritische groepen, die er volgens mij redelijk vrij hun gang konden gaan, zonder dat ik ooit enig toezicht van betekenis heb bespeurd – maar misschien was ik toen wel erg naïef. Er waren mooie Oud en Nieuw feesten en na de verkiezingen vond de uitslagenavond van de (nu in Groen Links opgegane) Pacifistisch Socialistische Partij vaak plaats in Paradiso. Als jonge criminoloog heb ik Paradiso zelfs eens bezocht met de beroemde criminologen Stanley Cohen en Ed Lemert![2]
Hester Carvalho’s boek Paradiso 50 jaar in 50 legendarische concerten was voor mij een feest der herkenning, al stond er ook heel veel in het boek dat ik niet wist (vooral uit de begintijd) en had ik ook veel goede herinneringen aan concerten die er niet in stonden.[3] Ik heb er The Police en U2 nog in de kleine zaal (!) gezien, één van de zeer schaarse concerten van Joy Division in Nederland, Echo and the Bunnyman… De oer-punk heb ik net gemist, maar de keiharde maar scherp antimilitaristische Noord-Ierse punkband Stiff Little Fingers, de hyperseksuele Amerikaanse punkband The Cramps of de ‘moeder van de punk’ en activiste, kunstenares en dichteres Patti Smith heb ik er des te meer gezien: haar concerten, haar muziek en teksten staan trouwens nog steeds als een huis… ik heb haar twee jaar geleden nog gezien. Op 67-jarige leeftijd speelde ze in Paradiso de sterren van de hemel: één van mijn beste concerten sinds tijden!
Vanaf Nina Hagen heb ik er, met onder meer Deutsch Amerikanische Freundschaft en de Einstürtzende Neubauten, de hele Neue Deutsche Welle voorbij zien komen. En ook veel Nederlandse bands trouwens: van de punk van The Ex en Claw Boys Claw, tot Herman Brood tot The Scene, Tröckener Kecks en de altijd oké band De Dijk.
Criminologen Frank Bovenkerk en Dina Siegel vatten een tijdje geleden het plan op een boek samen te stellen over muziek en criminaliteit. Paradiso en de typische underground muziek uit de jaren zeventig en tachtig mogen daarin eigenlijk niet ontbreken. Ik heb nog overwogen of ik daar zelf een hoofdstuk over zou schrijven, maar ik kwam tot de conclusie dat ik er uiteindelijk toch te weinig origineels over zou weten te vertellen… daarom maar deze blog… ook als teken van spijt moet ik eerlijk toegeven. Ik zou hebben willen schrijven over de boosheid die we toen voelden ten aanzien van al die hippies die toen ze eenmaal op het pluche zaten geen haar beter bleken te zijn dan de burgerlijke klasse waar zij zich tegen hadden afgezet; over de scherpe antimilitaristische en antikapitalistische teksten die momenteel wel echo’s uit een ver verleden lijken en ja, ook over de ontsporingen uit die tijd. En dat zou ik allemaal hebben willen relateren aan de ontwikkeling van de kritische criminologie in die tijd: dat verband is er overduidelijk. Tja…
In een themanummer over muziek en criminaliteit van het Tijdschrift over Cultuur en Criminaliteit heeft Thaddeus Müller een mooi stuk geschreven over de criminologische relevantie van Lou Reed[4], maar ja, Lou Reed trad toen op in Carré… waar je op een stoel zit… en da’s toch anders. Maar goed, Lou Reed’s ‘erfgenaam’ Nick Cave (eerst met de punkband The Birthday Party en daarna met de Bad Seeds), die ik wel vaak in Paradiso heb zien opgetreden, heeft ook juweeltjes van criminologisch relevante teksten geschreven. En dan denk ik niet eens primair aan zijn ‘Murder Balads’ uit 1996, maar vooral aan zijn ijzingwekkende relaas van iemand die op de elektrische stoel zit: ‘The Mercy Seat’ uit 1987, dat eindigt met de woorden:
“And the mercy seat is waiting
And I think my head is burning
And in a way I’m yearning
To be done with all this measuring of truth.
An eye for an eye
And a truth for a truth
And anyway I told the truth
But I’m afraid I told a lie”
Of PJ Harvey (die ik als de erfgename van Patti Smith zie), die in haar album Let England Shake uit 2010, haar woede over het feit dat Tony Blair haar land in een oorlog met Afghanistan en Irak heeft gestort bepaald niet onder stoelen of banken steekt. Muziek die ergens over gaat! Ik mis het soms zo! Shit: wat een gemiste kans van mij! Ach… misschien moet ik het ook maar gewoon aan Robby Roks overlaten om tot een criminologische duiding van de muziek van deze tijd te komen…[5]
Muziek die ergens over gaat! Ik mis het soms zo! Shit: wat een gemiste kans van mij!
Als criminoloog nadenkend over vijftig jaar Paradiso is mijn belangrijkste vraag echter een heel andere: zouden we het nu nog aandurven; een vrijplaats waar veel gebeurde wat niet mocht, waar het er soms wild aan toe ging, waar zich voor de BVD (de toenmalige AIVD) ook zonder meer veel ‘verdachte’ personen ophielden… en dat alles zonder toegangspoortjes, zonder geüniformeerde beveiligingsmensen… en zonder exorbitant dure concertkaartjes of dure cocktails aan een chique bar?
Voetnoten
[1] Dit tafereel speelde zich af op 17 november 1884 bij Domela’s lezing over werkloosheid. Zie: Raymond van den Boogaard, ’Scheurmakers. Voorheen Vrije Gemeente’, in de Groene Amsterdammer 29 maart 2018, blz.44-47. Uitgebreider in: Raymond van den Boogaard, De religieuze rebellen van de Vrije Gemeente: De vergeten oorsprong van Paradiso. Amsterdam: Bas Lubberhuizen 2018.
[2] René van Swaaningen,’ Overdrijven en ontkennen. Over de criminologische erfenis van Stanley Cohen’, Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit 2017 (1), p.122.
[3] Hester Carvalho, Paradiso 50 jaar in 50 legendarische concerten. Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2018.
[4] Thaddeus Müller, ‘Lou Reed’s Walk on the Wild Side. Transgressie in seks, drugs en rock ’n roll’, Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit 2013 (3); 56-77.
[5] Zie o.m. Robby Roks, ‘De straat praat? De performance van “street credibility”, Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit 2013 (3); 14-31.
Foto: James Brown in Paradiso
Bron foto: Wikimedia Commons