Maurits Broekman
Na het behalen van mijn bachelor aan de Vrije Universiteit werd het voor mij tijd voor een nieuwe stad en thuisbasis. In het najaar van 2017 verruilde ik daarom het mooie Amsterdam voor Rotterdam. Het voelde als een sprong in het diepe, buiten mijn comfortzone, dus als copingmechanisme hield ik mijn verwachtingen laag. Eerlijk toegegeven: het beeld dat ik het grootste deel van mijn leven van Rotterdam had, was hoofdzakelijk gebaseerd op vooroordelen en slechts enkele bezoeken aan het stadscentrum.
Al gauw werd duidelijk dat mijn oorspronkelijke beeld van Rotterdam een halve waarheid was. De stad verwelkomde mij met luxe burgertenten, trendy koffiezaakjes, oesterzwambitterballen en huisgebrouwen IPA. En met mij verwelkomde Rotterdam de afgelopen jaren vele andere nieuwelingen, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek (2016). De aantrekkingskracht van Rotterdam heeft met name te maken met de lage woningprijzen ten opzichte van andere grote steden in de Randstad. Met name de toestroom van Amsterdammers is daarin opmerkelijk, zo is maar liefst 15% van de verkochte woningen in de wijk Blijdorp opgekocht door hoofdstedelingen (Colliers, 2018). Het rauwe karakter en de no-nonsense mentaliteit van de stad spelen daarin ook een rol en dit lijkt voornamelijk een aantrekkingskracht te hebben voor de creatieve professionals (Duin & Obdeijn, 2018).
Deze nieuwe ‘kansrijke’ bewoners worden met open armen ontvangen door de gemeente, die op haar beurt negen wijken heeft omgedoopt tot ‘kansrijke’ wijken in een poging de leefbaarheid in deze wijken te verbeteren (Permentier, 2018a). De lokale overheid stuurt aan op beleid dat ervoor zorgt dat deze mensen een plek krijgen in de stad middels het stimuleren van nieuwbouwprojecten. Bouwprojectontwikkelaars wrijven op hun beurt in hun handen bij deze overheid gestuurde gentrificatie. Kortom, de stad is vol in ontwikkeling met betrekking tot bevolkingsopbouw en dat is goed nieuws voor de gemeente en aannemers. Maar wie zijn de verliezers in dit verhaal?
In 2015 wordt aan de overkant van de Atlantische Oceaan in de satirische animatieserie South Park een scherpe analyse gedaan met betrekking tot gentrificatie. In de desbetreffende aflevering wordt de omgeving van de woning van het armste jongetje van de stad (Kenny) van de één op andere dag volgebouwd met dure appartementen en restaurants. Kenny en zijn familie worden ineens geconfronteerd met allerlei luxueuze producten en diensten die zij nooit zouden kunnen betalen. Dat niet alleen: hun aanwezigheid in de wijk wordt zelfs gebruikt om het nieuwe hippe deel van de stad te promoten onder het mom van een mixed-income crowd. De makers van South Park symboliseren met de familie van Kenny uiteraard de lagere inkomensgroepen in de samenleving.
Het moge duidelijk zijn dat de lagere inkomensgroepen als verliezer uit de bus kunnen komen in het proces van gentrificatie. En dan wel op twee manieren. In South Park wordt het subjectieve gevoel van armoede uitgelicht, een fenomeen dat Robert Merton beschrijft in zijn relatieve deprivatietheorie (Merton, 1938). Door de confrontatie met leefstijlen die binnen het zicht, maar buiten bereik liggen, ontstaan gevoelens van frustratie. Die huisgebrouwen IPA van zes euro past voor veel mensen nu eenmaal niet in het budget.
Het tweede pijnpunt van gentrificatie komt niet tot uitdrukking in South Park, maar des te sterker in Rotterdam. In de kansrijke wijken in Rotterdam worden de komende drie jaar zo’n 2.700 nieuwbouwwoningen bijgebouwd, waarvan 90% bestemd voor het midden- en hoge segment (Permentier, 2018b). Deze duurdere woningen komen op plekken te staan waar voorheen sociale huurwoningen stonden, die op hun beurt worden gesloopt vanwege veroudering of een gebrekkige fundering. De oorspronkelijke bewoners? Die krijgen een nieuwe woning aangeboden, maar wel in een ander deel van de stad (Mascini, 1 december 2018). Als gevolg moeten deze mensen noodgedwongen verhuizen uit de wijk waar zij in sommige gevallen al tientallen jaren wonen. Blijven kan niet, want de nieuwe woningen zijn onbetaalbaar voor mensen met een lager inkomen. En dan stelt Mascini terecht de vraag of het slopen van een volkswijk wel echt nodig is of dat we misschien niet zo sterk moeten aansturen op bevolkingssamenstellingen van wijken (Mascini, 1 december 2018).
Het opknappen van een stad als Rotterdam is natuurlijk een goed initiatief en ik heb persoonlijk ook niks te klagen. Maar als ik even in de schoenen ga staan van iemand die lijdzaam moet toezien hij zijn of haar huis naar de vlakte gaat om plaats te maken voor dure appartementen, dan heeft die dure IPA van zes euro ineens wel een bittere nasmaak.
Alle studenten uit de master Criminologie hebben voor het vak ‘Stedelijkheid, cultuur en criminaliteit’ een blog geschreven, geïnspireerd door één van de centrale thema’s van het vak. De drie blogs die als beste zijn beoordeeld, worden op crimeur.nl gepubliceerd. Deze week de bijdrage van Maurits Broekman.